Doorgaan naar inhoud

Het Hof van Cassatie van Bulgarije, in Sofia

20 MEI 2019
BULGARIJE

Uitspraken Hooggerechtshof beschermen godsdienstvrijheid Jehovah’s Getuigen in Bulgarije

Uitspraken Hooggerechtshof beschermen godsdienstvrijheid Jehovah’s Getuigen in Bulgarije

In maart 2019 heeft het Hof van Cassatie van Bulgarije, het hoogste gerechtshof van het land, in drie rechtszaken ten gunste van onze broeders en zusters beslist. Die overwinningen vormen belangrijke juridische precedenten om hun godsdienstvrijheid in het hele land te beschermen.

In twee van de zaken ging het om laster in de media. In 2012 publiceerde de krant Vseki Den een lasterlijk artikel over onze geloofsovertuiging. En in 2014 verschenen op het tv-station SKAT TV valse berichten over onze organisatie. In beide gevallen hebben de broeders gevraagd de negatieve berichten te herroepen, maar dat werd geweigerd. Na een aantal rechts- en beroepszaken kwam de zaak voor het Hof van Cassatie. Op 18 maart 2019 werd SKAT TV door het Hof in het ongelijk gesteld. Op 26 maart gebruikte het Hof die uitspraak als precedent om sancties op te leggen aan de krant Vseki Den, en het Hof veroordeelde de krant vanwege wat het ‘haattaal’ noemde.

Bij de derde rechtszaak ging het om wrede vervolging van onze broeders en zusters door een politieke groepering, de VRMO (Bulgaarse Nationale Beweging). Op 17 april 2011 kwamen de Getuigen bijeen voor de herdenking van Jezus’ dood. Een agressieve menigte van 60 mensen onder leiding van politiek leider Georgi Drakaliev van de VRMO viel de Getuigen aan, waarbij verschillenden gewond raakten. De broeders stapten naar de rechter. Uiteindelijk kwam de zaak voor het Hof van Cassatie. Op 20 maart 2019 stelde het Hof Drakaliev in het ongelijk en hij moet nu een schadevergoeding aan de broeders betalen.

We zijn heel blij met deze drie positieve uitspraken. Ze vormen een basis om de vrijheid van onze broeders en zusters te beschermen, zodat ze ‘een kalm en rustig leven kunnen blijven leiden met volledige toewijding aan God’ (1 Timotheüs 2:2).