Doorgaan naar inhoud

Wie is Jehovah?

Wie is Jehovah?

Het antwoord uit de Bijbel

 Jehovah is de ware God uit de Bijbel, de Maker van alles (Openbaring 4:11). De profeten Abraham en Mozes aanbaden hem, net als Jezus (Genesis 24:27; Exodus 15:1, 2; Johannes 20:17). Hij is niet slechts de God van één volk, maar van ‘de gehele aarde’ (Psalm 47:2).

 Volgens de Bijbel is Jehovah de unieke naam van God (Exodus 3:15; Psalm 83:18). Die naam komt van een Hebreeuws werkwoord dat ‘worden’ betekent. Volgens een aantal Bijbelgeleerden betekent de naam ‘Hij veroorzaakt te worden’. Deze definitie past heel goed bij Jehovah’s rol als Maker en de Vervuller van zijn voornemen (Jesaja 55:10, 11). De Bijbel helpt ons ook om de persoon achter de naam te leren kennen en dan vooral zijn belangrijkste eigenschap: liefde (Exodus 34:5-7; Lukas 6:35; 1 Johannes 4:8).

 De naam Jehovah is een Nederlandse vertaling van de Hebreeuwse naam voor God — de vier letters יהוה (JHWH), oftewel het Tetragrammaton. De exacte uitspraak van Gods naam in het Oudhebreeuws is niet bekend. Maar de vorm Jehovah heeft een lange geschiedenis in verschillende talen, waaronder het Nederlands. De eerste Nederlandse Bijbel met Gods naam was de Deux-aesbijbel uit 1561/62. a

Waarom is het niet bekend hoe Gods naam in het Oudhebreeuws werd uitgesproken?

 In Oudhebreeuwse tekst werden alleen medeklinkers gebruikt. De Hebreeuwssprekende lezer voegde zelf de juiste klinkers toe. Maar nadat de Hebreeuwse Geschriften (‘Oude Testament’) waren voltooid, werden sommige Joden bijgelovig en gingen ze denken dat het verkeerd was om Gods persoonlijke naam uit te spreken. Als ze hardop een tekst voorlazen die Gods naam bevatte, vervingen ze Jehovah door uitdrukkingen als Heer en God. In de loop van de eeuwen verspreidde dit bijgeloof zich, waardoor de oorspronkelijke uitspraak uiteindelijk verloren ging. b

 Sommigen denken dat de naam als Jahweh werd uitgesproken, maar er worden ook andere mogelijkheden genoemd. Een fragment van de Dode Zeerollen met een deel van Leviticus in het Grieks gebruikt Iao als transliteratie van Gods naam. Naast die vorm komen Griekse schrijvers uit de oudheid ook met de varianten Iae, Iabe en Iaoue. Maar er is geen bewijs dat een of meerdere van deze uitspraken in het Oudhebreeuws werd gebruikt. c

Misvattingen over Gods naam in de Bijbel

 Misvatting: Vertalingen die ‘Jehovah’ gebruiken, hebben die naam toegevoegd.

 Feit: Het Hebreeuwse woord voor Gods naam in de vorm van het Tetragrammaton komt zo’n 7000 keer voor in de Bijbel. d De meeste vertalingen hebben Gods naam zomaar verwijderd en vervangen door een titel zoals Heer.

 Misvatting: De Almachtige God heeft geen unieke naam nodig.

 Feit: Onder inspiratie van God zelf hebben Bijbelschrijvers zijn naam duizenden keren gebruikt. Ook draagt God zijn aanbidders op zijn naam te gebruiken (Jesaja 42:8; Joël 2:32; Maleachi 3:16; Romeinen 10:13). Bovendien veroordeelde God valse profeten die probeerden mensen zijn naam te laten vergeten (Jeremia 23:27).

 Misvatting: In navolging van de Joodse traditie zou Gods naam uit de Bijbel verwijderd moeten worden.

 Feit: Het is waar dat sommige Joodse kopiisten weigerden de naam van God uit te spreken, maar ze verwijderden Gods naam niet uit de Bijbel. Wat de traditie ook is, God wil niet dat wij ons daaraan houden als die afwijkt van zijn geboden (Mattheüs 15:1-3).

 Misvatting: De naam van God mag niet in de Bijbel gebruikt worden omdat niet bekend is hoe die naam in het Hebreeuws precies wordt uitgesproken.

 Feit: Bij deze argumentatie wordt ervan uitgegaan dat God verwacht dat zijn naam in elke taal op dezelfde manier wordt uitgesproken. Maar uit de Bijbel blijkt dat Gods aanbidders in het verleden, afhankelijk van hun taal, eigennamen op verschillende manieren uitspraken.

 Kijk eens naar het voorbeeld van Jozua, een rechter uit Israël. Eerste-eeuwse christenen die Hebreeuws spraken, zouden Yehohshua gezegd hebben, terwijl degenen die Grieks spraken, de naam als Iesous uitgesproken zouden hebben. In de Bijbel staat de Griekse vertaling van Jozua’s Hebreeuwse naam, waaruit blijkt dat de christenen deden wat praktisch was: de eigennaam gebruiken die in hun taal gangbaar was (Handelingen 7:45; Hebreeën 4:8).

 Hetzelfde principe kan worden toegepast op het vertalen van de naam van God. Het is veel belangrijker dat Gods naam in de Bijbel staat dan dat deze precies op de juiste manier wordt uitgesproken.

a De eerste keer dat Gods naam in een Engelse Bijbel verscheen was in 1530. William Tyndale gebruikte de vorm Iehouah in zijn vertaling van de Pentateuch. In de zestiende eeuw, toen de Bijbel in belangrijke Europese talen werd vertaald, werd een soortgelijke spelling gebruikt door veel Bijbelvertalers, zoals Sebastian Münster (Latijn, 1534), Pierre Robert Olivetanus (Frans, 1535), Antonio Brucioli (Italiaans, 1540) en Casiodoro de Reina (Spaans, 1569).

b In de New Catholic Encyclopedia, tweede uitgave, Deel 14, blz. 883, 884 staat: ‘Enige tijd na het einde van de Babylonische ballingschap begon men de naam Jahweh met bijzondere eerbied te bezien, en het gebruik ontstond hem te vervangen door het woord ADONAI of ELOHIM.’

c Zie voor meer informatie appendix A4,Gods naam in de Hebreeuwse Geschriften’, van de Nieuwewereldvertaling

d Zie de Theological Lexicon of the Old Testament, Deel 2, blz. 523, 524.