Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wanneer werd het oude Jeruzalem verwoest? — Deel één

Wanneer werd het oude Jeruzalem verwoest? — Deel één

Wanneer werd het oude Jeruzalem verwoest? — Deel één

Waarom het belangrijk is. Wat uit het bewijsmateriaal blijkt

Dit is het eerste van twee artikelen in opeenvolgende uitgaven van De Wachttoren waarin wetenschappelijke vragen worden besproken over het jaar waarin het oude Jeruzalem werd verwoest. Deze artikelen geven goed gedocumenteerde en op de Bijbel gebaseerde antwoorden op vragen die sommige lezers bezighouden.

„Volgens historici en archeologen wordt algemeen aanvaard dat Jeruzalem in 586 of 587 v.Chr. is verwoest. * Waarom zeggen Jehovah’s Getuigen dat het 607 v.Chr. is? Waar baseert u dat op?”

DAT schreef een van onze lezers. Maar waarom zou het ons interesseren in welk jaar precies de Babylonische koning Nebukadnezar II de stad Jeruzalem met de grond gelijkmaakte? Ten eerste was die gebeurtenis een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van Gods volk. Een historicus zei dat het tot „een catastrofe, een regelrechte catastrofe” leidde. Het betekende het einde van een tempel die ruim vierhonderd jaar het centrum van de aanbidding van de Almachtige God was geweest. „O God,” klaagde een Bijbelpsalmist, „zij hebben Uw heilige tempel verontreinigd, zij hebben Jeruzalem tot een puinhoop gemaakt” (Psalm 79:1, Herziene Statenvertaling). *

Ten tweede: als u weet in welk jaar deze „regelrechte catastrofe” begon en begrijpt hoe het herstel van de ware aanbidding in Jeruzalem een vervulling was van een precieze Bijbelprofetie, zult u meer overtuigd raken van de betrouwbaarheid van Gods Woord. Dus waarom houden Jehovah’s Getuigen vast aan een jaartal dat twintig jaar verschilt van de algemeen aanvaarde chronologie? Kort gezegd, vanwege aanwijzingen in de Bijbel zelf.

„Zeventig jaar” voor wie?

Jaren voor de verwoesting zei de Joodse profeet Jeremia iets belangrijks dat verband houdt met de chronologie van de Bijbel. Hij gaf „alle inwoners van Jeruzalem” de waarschuwing: „Het hele land wordt een verschrikkelijke puinhoop. De volken zullen de koning van Babel [Babylon] dienen, zeventig jaar” (Jeremia 25:1, 2, 11, Willibrordvertaling). Hij voegde er later aan toe: „Dit heeft Jehovah gezegd: ’In overeenstemming met de vervulling van zeventig jaar te Babylon zal ik mijn aandacht op ulieden richten, en ik wil jegens u mijn goede woord bevestigen, door u naar deze plaats terug te brengen’” (Jeremia 29:10). Wat houden de „zeventig jaar” in? En hoe helpt deze periode ons te bepalen in welk jaar Jeruzalem werd verwoest?

In veel vertalingen staat „voor” in plaats van „te” Babylon (NBG-vertaling 1951). Sommige historici zeggen daarom dat deze periode van zeventig jaar van toepassing is op het Babylonische Rijk. Volgens de wereldlijke chronologie hebben de Babyloniërs het oude Juda en Jeruzalem zo’n zeventig jaar overheerst, van circa 609 tot 539 v.Chr., toen de hoofdstad van Babylon werd ingenomen.

Maar de Bijbel laat zien dat de zeventig jaar een periode van zware straf van God zou zijn, bedoeld voor de inwoners van Juda en Jeruzalem, die een verbond met hem hadden gesloten om hem te gehoorzamen (Exodus 19:3-6). Toen ze weigerden hun slechte gedrag op te geven, zei God: „Ik zal mijn dienaar Nebukadnessar, de koning van Babel, op dit land afsturen. Ik zal hem opzetten tegen alle inwoners hier en tegen alle volken in de omgeving” (Jeremia 25:4, 5, 8, 9, Groot Nieuws Bijbel). Hoewel ook de omringende volken zouden lijden onder Babylons overheersing, waren de verwoesting van Jeruzalem en de zeventigjarige ballingschap volgens Jeremia een straf voor „de wandaden van mijn volk”, want Jeruzalem had „zware zonden” begaan (Klaagliederen 1:8; 3:42; 4:6, De Nieuwe Bijbelvertaling).

Volgens de Bijbel was de zeventig jaar dus een periode waarin Juda zwaar gestraft werd, en God gebruikte de Babyloniërs om die straf toe te dienen. Toch zei hij tegen de Joden: „Na zeventig jaar (...) zal ik (...) jullie weer naar Jeruzalem brengen” (Jeremia 29:10, GNB).

Wanneer begon de „zeventig jaar”?

De door God geïnspireerde geschiedschrijver Ezra, die leefde toen de zeventig jaar van Jeremia’s profetie al voorbij was, schreef over koning Nebukadnezar: „Ook voerde hij hen die aan het zwaard ontkomen waren, naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot slaven, totdat het koninkrijk van Perzië de heerschappij verkreeg; — om het woord des HEREN, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken” (2 Kronieken 36:20, 21, NBG ’51).

De zeventig jaar zou dus een periode zijn waarin Juda en Jeruzalem „sabbatsjaren” vergoed kregen. Dit betekende dat het land niet bewerkt zou worden: er zou geen zaad gezaaid en geen wijngaard gesnoeid worden (Leviticus 25:1-5). Omdat Gods volk ongehoorzaam was geweest, misschien doordat ze onder andere niet alle sabbatsjaren hadden gehouden, was de straf dat hun land zeventig jaar niet bewerkt zou worden en onbewoond zou zijn (Leviticus 26:27, 32-35, 42, 43).

Wanneer werd het land Juda woest en verlaten? De Babyloniërs hebben Jeruzalem onder aanvoering van Nebukadnezar twee keer aangevallen, zo’n tien jaar na elkaar. Wanneer begon de zeventig jaar? Zeker niet na de eerste keer dat Nebukadnezar Jeruzalem belegerde. Hij nam toen wel veel gevangenen uit Jeruzalem mee naar Babylon, maar liet anderen in het land achter. Ook liet hij de stad zelf ongemoeid. Jaren na deze eerste deportatie leefden degenen die in Juda waren achtergelaten, „de geringe klasse van het volk”, van de opbrengst van hun land (2 Koningen 24:8-17). Maar toen werd alles totaal anders.

Een Joodse opstand bracht de Babyloniërs terug naar Jeruzalem (2 Koningen 24:20; 25:8-10). Ze maakten de stad met de grond gelijk, inclusief de heilige tempel, en ze namen veel van de inwoners als gevangenen mee naar Babylon. Binnen twee maanden „vluchtte heel het volk [iedereen die in het land was achtergebleven], van groot tot klein, met de legeraanvoerders naar Egypte, want zij vreesden de wraak van de Chaldeeën [Babyloniërs]” (2 Koningen 25:25, 26, WV). Toen pas, in de zevende Joodse maand Tisjri (september/oktober) van dat jaar, kon gezegd worden dat het land, dat nu woest en verlaten was, sabbatsjaren vergoed begon te krijgen. God zei via Jeremia tegen de Joodse vluchtelingen in Egypte: „U hebt zelf de rampen gezien die Ik over Jeruzalem en de andere steden van Juda gebracht heb. Ze zijn nu een puinhoop waar niemand meer woont” (Jeremia 44:1, 2, WV). Dat was kennelijk het beginpunt van de zeventig jaar. En in welk jaar was dat? Daarvoor moeten we weten wanneer die periode eindigde.

Wanneer eindigde de „zeventig jaar”?

De profeet Daniël, die nog leefde toen „het koninkrijk van Perzië de heerschappij verkreeg”, was in Babylon en berekende wanneer de zeventig jaar moest eindigen. Hij schreef: „Ik, Daniël, [leidde] uit de boeken af hoeveel jaren het zou duren voordat de puinhopen van Jeruzalem verdwenen zouden zijn. Zoals de HEER aan de profeet Jeremia had gezegd, waren dat er zeventig” (Daniël 9:1, 2, NBV).

Ezra schreef over Jeremia’s profetieën en bracht het einde van de zeventig jaar in verband met de tijd dat God „Kores, de koning van Perzië, in[gaf], om in heel zijn koninkrijk (...) een boodschap te doen uitgaan” (2 Kronieken 36:21, 22, WV). Wanneer werden de Joden vrijgelaten? Het officiële besluit dat een eind maakte aan hun ballingschap werd in „het eerste jaar van Cyrus [Kores], de koning van Perzië,” uitgevaardigd. (Zie het kader  „Een sleuteldatum in de geschiedenis”.) In de herfst van 537 waren de Joden terug in Jeruzalem om de ware aanbidding te herstellen (Ezra 1:1-5; 2:1; 3:1-5).

Volgens de Bijbelse chronologie was de zeventig jaar dus een letterlijke periode die in 537 v.Chr. eindigde. Als we zeventig jaar terugtellen, moet die periode in 607 v.Chr. begonnen zijn.

Maar als de gegevens uit de geïnspireerde Schrift er duidelijk op wijzen dat Jeruzalem in 607 v.Chr. werd verwoest, waarom houden veel deskundigen dan vast aan het jaar 587? Ze baseren zich op twee informatiebronnen: de klassieke geschiedschrijvers en de canon van Ptolemaeus. Zijn deze bronnen betrouwbaarder dan de Bijbel?

Hoe nauwkeurig zijn de klassieke geschiedschrijvers?

Geschiedschrijvers die leefden rond de tijd dat Jeruzalem werd verwoest, geven verschillende inlichtingen over de Nieuw-Babylonische koningen. * (Zie het kader  „Nieuw-Babylonische koningen”.) De chronologie gebaseerd op hun informatie stemt niet overeen met die van de Bijbel. Maar hoe betrouwbaar zijn hun geschriften?

Een van de geschiedschrijvers die het kortst na de Nieuw-Babylonische periode leefde, was Berossos, een Babylonische „priester van Bel”. Zijn oorspronkelijke werk, de Babyloniaca, geschreven rond 281 v.Chr., is verloren gegaan; er zijn alleen fragmenten bewaard gebleven in het werk van andere geschiedschrijvers. Berossos beweerde dat hij gebruik had gemaakt van „boeken die met de grootste zorg in Babylon waren bewaard”.1 Was Berossos echt een nauwkeurige geschiedschrijver? Laten we eens een voorbeeld bekijken.

Berossos schreef dat de Assyrische koning Sanherib „de regering van [zijn] broer” overnam; en „na hem [regeerde] zijn zoon [Esar-Haddon] 8 jaar; en daarna Sammuges [Shamash-shuma-ukin] 21 jaar” (III, 2.1, 4). Maar Babylonische geschiedkundige documenten die lang vóór Berossos werden geschreven, zeggen dat Sanherib zijn vader, Sargon II, opvolgde, niet zijn broer; Esar-Haddon regeerde 12 jaar, niet 8; en Shamash-shuma-ukin regeerde 20 jaar, niet 21. Prof. dr. R.J. van der Spek, hoogleraar oude geschiedenis, erkende dat Berossos de Babylonische kronieken heeft geraadpleegd, maar hij schreef: „Dat weerhield hem er niet van zijn eigen toevoegingen en interpretaties aan te brengen.”2

Hoe denken andere wetenschappers over Berossos? „Vroeger werd Berossos meestal als een geschiedschrijver bezien”, zegt S.M. Burstein, die een grondige studie heeft gemaakt van Berossos’ werken. Toch concludeerde hij: „Wanneer we hem als zodanig bezien, moeten we zijn werk als ondeugdelijk bestempelen. Zelfs in de huidige fragmentarische staat bevat de Babyloniaca een aantal verbazingwekkende fouten in het feitenmateriaal (...) Voor een geschiedschrijver zouden zulke fouten onacceptabel zijn, maar het was niet Berossos’ doel een geschiedkundig werk te schrijven.”3

Wat denkt u? Moeten Berossos’ berekeningen echt als altijd nauwkeurig worden bezien? En hoe zit het met de andere klassieke geschiedschrijvers die hun chronologie grotendeels op de geschriften van Berossos hebben gebaseerd? Kunnen hun conclusies echt betrouwbaar genoemd worden?

De canon van Ptolemaeus

De canon van Claudius Ptolemaeus, een astronoom uit de tweede eeuw n.Chr., wordt ook gebruikt ter ondersteuning van de traditionele datum 587 v.Chr. Ptolemaeus’ koningslijst wordt gezien als de basis voor de chronologie van de oude geschiedenis, inclusief de Nieuw-Babylonische periode.

Ptolemaeus stelde zijn lijst zo’n zeshonderd jaar na de Nieuw-Babylonische periode samen. Hoe bepaalde hij het jaar waarin de eerste koning op zijn lijst begon te regeren? Hij legde uit dat hij aan de hand van astronomische berekeningen, gedeeltelijk gebaseerd op maansverduisteringen, had „teruggerekend naar het begin van de regering van Nabonassar”, de eerste koning op zijn lijst.4 Christopher Walker van het British Museum noemt Ptolemaeus’ canon daarom „een kunstmatig systeem, bedoeld om astronomen een kloppende chronologie te geven” en „niet om historici een precieze lijst van de troonsbestijging en de dood van koningen te geven”.5

„Het is al lang bekend dat de Canon astronomisch betrouwbaar is,” schrijft Leo Depuydt, een van Ptolemaeus’ meest enthousiaste verdedigers, „maar dat betekent niet automatisch dat hij historisch betrouwbaar is.” Over deze koningslijst zegt Depuydt nog: „In het geval van de vroegste heersers [waar de Nieuw-Babylonische koningen bij horen] zou de Canon per regering vergeleken moeten worden met het spijkerschriftverslag.”6

Wat is dit „spijkerschriftverslag” waarmee we de historische nauwkeurigheid van Ptolemaeus’ canon kunnen bepalen? Het omvat de Babylonische kronieken, koningslijsten en handelsdocumenten — spijkerschrifttabletten gemaakt door schrijvers die rond de Nieuw-Babylonische periode leefden.7

Hoe laat Ptolemaeus’ lijst zich vergelijken met dat spijkerschriftverslag? Het onderstaande  kader laat een deel van de canon zien en vergelijkt dat met een oud spijkerschriftdocument. Ptolemaeus noemt maar vier koningen tussen de Babylonische heersers Kandalanu en Nabonidus. Maar de Koningslijst van Uruk, een deel van het spijkerschriftverslag, noemt er nog drie. Waren hun regeringsperiodes kort en dus niet het vermelden waard? Een van hen regeerde zeven jaar, zo blijkt uit handelsdocumenten.8

Er zijn ook sterke aanwijzingen in spijkerschriftdocumenten dat er vóór de regering van Nabopolassar (de eerste koning van de Nieuw-Babylonische periode) vier jaar lang nog een koning (Ashur-etel-ilani) in Babylonië regeerde. Ook was er ruim een jaar geen koning in het land.9 Maar dat staat allemaal niet in Ptolemaeus’ canon.

Waarom liet Ptolemaeus sommige heersers weg? Blijkbaar bezag hij ze niet als rechtmatige heersers van Babylon.10 Labashi-Marduk, een Nieuw-Babylonische koning, noemde hij bijvoorbeeld niet. Maar volgens spijkerschriftdocumenten hebben de koningen die Ptolemaeus wegliet, wel degelijk over Babylonië geregeerd.

Over het algemeen wordt Ptolemaeus’ canon als nauwkeurig bezien. Maar kan hij, gezien deze weglatingen, echt gebruikt worden om een definitieve geschiedkundige chronologie op te stellen?

De conclusie gebaseerd op deze bewijzen

De Bijbel zegt duidelijk dat de ballingschap zeventig jaar duurde. Er zijn sterke bewijzen dat de Joodse ballingen in 537 v.Chr. in hun vaderland terug waren, en de meeste deskundigen zijn het daarover eens. Als we vanaf dat jaar terugrekenen, is Jeruzalem in 607 v.Chr. verwoest. De klassieke geschiedschrijvers en de canon van Ptolemaeus stemmen hier niet mee overeen, maar er kunnen terecht vraagtekens gezet worden bij de nauwkeurigheid van die geschriften. Die bronnen bieden duidelijk niet genoeg bewijzen om de Bijbelse chronologie als onjuist te bestempelen.

Maar er blijven nog vragen over. Zijn er echt geen geschiedkundige bewijzen ter ondersteuning van het jaar 607 v.Chr.? Welke bewijzen leveren dateerbare spijkerschriftdocumenten, die vaak door ooggetuigen zijn geschreven? Dat gaan we in de volgende uitgave bespreken.

[Voetnoten]

^ ¶4 Beide jaartallen worden in wereldlijke bronnen genoemd. Voor het gemak zullen we in deze artikelen 587 v.Chr. gebruiken.

^ ¶5 Jehovah’s Getuigen geven een betrouwbare Bijbelvertaling uit, de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift. Maar als u geen Getuige van Jehovah bent, vindt u het misschien prettiger een andere vertaling te gebruiken. In dit artikel worden verschillende Bijbelvertalingen geciteerd.

^ ¶23 Het Nieuw-Babylonische Rijk begon met de regering van Nebukadnezars vader, Nabopolassar, en eindigde met de regering van Nabonidus. Deze periode is interessant voor Bijbelgeleerden omdat het grootste deel van de „zeventig jaar” erin valt.

[Kader/Illustraties op blz. 28]

 EEN SLEUTELDATUM * IN DE GESCHIEDENIS

Het jaar 539 v.Chr., waarin Cyrus II Babylon innam, wordt berekend aan de hand van:

Oude historische bronnen en spijkerschrifttabletten: Diodorus Siculus (ca. 80-20 v.Chr.) schreef dat Cyrus in „het eerste jaar van de vijfenvijftigste olympiade” koning van Perzië werd (Bibliotheca Historica, Boek IX, 21). Dat was in 560 v.Chr. De Griekse geschiedschrijver Herodotus (ca. 485-425 v.Chr.) zei dat Cyrus werd gedood nadat hij „negenentwintig jaar koning [was] geweest”, wat zou betekenen dat hij in zijn dertigste jaar, 530 v.Chr., gestorven is (Historiën, Boek I, Clio, 214). Spijkerschrifttabletten laten zien dat Cyrus negen jaar over Babylon had geregeerd toen hij stierf. Vanaf zijn dood in 530 v.Chr. terugrekenend komen we op 539 v.Chr. als het jaar waarin hij Babylon innam.

Bevestiging door een spijkerschrifttablet: Een astronomisch kleitablet uit Babylon (BM 33066) bevestigt 530 v.Chr. als het jaar van Cyrus’ dood. Hoewel dit tablet een paar fouten in verband met astronomische posities bevat, beschrijft het twee maansverduisteringen die volgens het tablet in het zevende jaar van Cambyses II, de zoon en opvolger van Cyrus, plaatsvonden. Die worden vereenzelvigd met maansverduisteringen die op 16 juli 523 en 10 januari 522 v.Chr. in Babylon te zien waren. Daaruit zou blijken dat Cambyses’ zevende jaar in de lente van 523 v.Chr. begon. Zijn eerste regeringsjaar was dan 529 v.Chr. Cyrus’ laatste jaar zou dus 530 v.Chr. zijn geweest, waarmee we op 539 v.Chr. komen als het eerste jaar dat hij over Babylon regeerde.

[Voetnoot]

^ ¶45 Een datum in de geschiedenis die een deugdelijke basis voor aanvaarding heeft en die correspondeert met een specifieke in de Bijbel vermelde gebeurtenis.

[Verantwoording op blz. 28]

Tablet: © The Trustees of the British Museum

[Kader op blz. 31]

KORTE SAMENVATTING

▪ Wereldlijke historici zeggen gewoonlijk dat Jeruzalem in 587 v.Chr. werd verwoest.

▪ De Bijbelse chronologie wijst er sterk op dat de verwoesting in 607 v.Chr. plaatsvond.

▪ Wereldlijke historici baseren hun conclusies voornamelijk op de werken van klassieke geschiedschrijvers en de canon van Ptolemaeus.

▪ De werken van klassieke geschiedschrijvers bevatten duidelijke fouten en kloppen niet altijd met de verslagen op de kleitabletten.

[Kader op blz. 31]

Noten

1. Babyloniaca (Chaldaeorum Historiae), Boek Eén, 1.1.

2. Studies in Ancient Near Eastern World View and Society, blz. 295.

3. The Babyloniaca of Berossus, blz. 8.

4. Almagest, III, 7, vertaald door G.J. Toomer, in Ptolemy’s Almagest, uitgegeven in 1998, blz. 166. Ptolemaeus wist dat Babylonische astronomen wiskundige tabellen gebruikten om de tijdstippen van maansverduisteringen in het verleden en in de toekomst te berekenen, want ze hadden ontdekt dat verduisteringen van dezelfde soort elke achttien jaar terugkwamen (Almagest, IV, 2).

5. Mesopotamia and Iran in the Persian Period, blz. 17, 18.

6. Journal of Cuneiform Studies, Deel 47, 1995, blz. 106, 107.

7. Het spijkerschrift is een schriftvorm waarbij een schrijver met een scherpe stift (stilus) met een wigvormig uiteinde verschillende tekens in een zacht kleitablet drukte.

8. Sin-sharra-ishkun regeerde zeven jaar, en 57 handelsdocumenten van deze koning zijn gedateerd vanaf zijn troonsbestijging tot en met zijn zevende jaar. Zie Journal of Cuneiform Studies, Deel 35, 1983, blz. 54-59.

9. Het handelsdocument C.B.M. 2152 is gedateerd op het vierde jaar van Ashur-etel-ilani (Legal and Commercial Transactions Dated in the Assyrian, Neo-Babylonian and Persian Periods — Chiefly From Nippur, door A.T. Clay, 1908, blz. 74). Ook in de Haran-inscripties van Nabonidus, (H1B), I, regel 30, wordt hij vlak voor Nabopolassar genoemd (Anatolian Studies, Deel VIII, 1958, blz. 35, 47). Zie voor de koningsloze periode Kroniek 2, regel 14, in Assyrian and Babylonian Chronicles, blz. 87, 88.

10. Sommige deskundigen beweren dat Ptolemaeus, die naar men aanneemt alleen koningen van Babylon in zijn lijst opnam, bepaalde koningen wegliet omdat ze de titel „Koning van Assyrië” droegen. Maar zoals u in het kader op blz. 30 kunt zien, hadden verschillende koningen in Ptolemaeus’ canon ook de titel „Koning van Assyrië”. Handelsdocumenten, spijkerschriftbrieven en inscripties laten duidelijk zien dat de koningen Ashur-etel-ilani, Sin-shumu-lishir, en Sin-sharra-ishkun over Babylonië regeerden.

[Tabel/Illustratie op blz. 29]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

 NIEUW-BABYLONISCHE KONINGEN

Als deze geschiedschrijvers betrouwbaar zijn, waarom stemmen ze dan niet overeen?

Koningen

Nabopolassar

BEROSSOS ca. 350-270 v.Chr. (21)

POLYHISTOR 105-? v.Chr. (20)

JOSEPHUS 37-100(?) n.Chr. (—)

PTOLEMAEUS ca. 100-170 n.Chr. (21)

Nebukadnezar II

BEROSSOS ca. 350-270 v.Chr. (43)

POLYHISTOR 105-? v.Chr. (43)

JOSEPHUS 37-100(?) n.Chr. (43)

PTOLEMAEUS ca. 100-170 n.Chr. (43)

Amel-Marduk

BEROSSOS ca. 350-270 v.Chr. (2)

POLYHISTOR 105-? v.Chr. (12)

 JOSEPHUS 37-100(?) n.Chr. (18)

PTOLEMAEUS ca. 100-170 n.Chr. (2)

Neriglissar

BEROSSOS ca. 350-270 v.Chr. (4)

POLYHISTOR 105-? v.Chr. (4)

JOSEPHUS 37-100(?) n.Chr. (40)

PTOLEMAEUS ca. 100-170 n.Chr. (4)

Labashi-Marduk

BEROSSOS ca. 350-270 v.Chr. (9 maanden)

POLYHISTOR 105-? v.Chr. (—)

JOSEPHUS 37-100(?) n.Chr. (9 maanden)

PTOLEMAEUS ca. 100-170 n.Chr. (—)

Nabonidus

BEROSSOS ca. 350-270 v.Chr. (17)

POLYHISTOR 105-? v.Chr. (17)

JOSEPHUS 37-100(?) n.Chr. (17)

PTOLEMAEUS ca. 100-170 n.Chr. (17)

(...) = Regeringsduur (in jaren) volgens de klassieke geschiedschrijvers

[Verantwoording]

Photograph taken by courtesy of the British Museum

[Tabel/Illustraties op blz. 30]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

HOE LAAT PTOLEMAEUS’ CANON ZICH VERGELIJKEN MET OUDE KLEITABLETTEN?

Ptolemaeus laat enkele koningen weg in zijn lijst. Waarom?

PTOLEMAEUS’ CANON

Nabonassar

Nabu-nadin-zeri (Nadinu)

Mukin-zeri en Pul

Ululayu (Salmaneser V) „Koning van Assyrië”

Merodach-Baladan

Sargon II „Koning van Assyrië”

Eerste koningsloze periode

Bel-ibni

Ashur-nadin-shumi

Nergal-ushezib

Mushezib-Marduk

Tweede koningsloze periode

Esarhaddon „Koning van Assyrië”

Shamash-shuma-ukin

Kandalanu

Nabopolassar

Nebukadnezar

Amel-Marduk

Neriglissar

Nabonidus

Cyrus

Cambyses

DE KONINGSLIJST VAN URUK OP OUDE KLEITABLETTEN

Kandalanu

Sin-shumu-lishir

Sin-sharra-ishkun

Nabopolassar

Nebukadnezar

Amel-Marduk

Neriglissar

Labashi-Marduk

Nabonidus

[Illustratie]

De Babylonische kronieken maken deel uit van het spijkerschriftverslag dat ons helpt de nauwkeurigheid van Ptolemaeus’ canon te bepalen

[Verantwoording]

Photograph taken by courtesy of the British Museum

[Illustratieverantwoording op blz. 31]

Photograph taken by courtesy of the British Museum